Hoofdstuk 1

 

Ik had een gloeiende hekel aan de vijfde vrouw van mijn vader, maar toch niet zo dat ik haar zou hebben vermoord.

Als vrucht van zijn tweede onbezonnen galop naar het altaar was ik plichtmatig naar zijn beide volgende huwelijksin-
zegeningen gegaan, waardoor mijn leven op mijn zesde en veertiende jaar ruw werd onderbroken door een verandering
van 'moeder'. 
Op mijn dertigste had ik echter mijn kont tegen de krib

gegooid - met geen tien paarden hadden ze me naar zijn huwelijk met Moira, zijn vijfde uitverkorene met haar felle
ogen en honingzoete tong, kunnen slepen. Moira was het onderwerp geweest van de hooglopendste ruzie die mijn vader
en ik ooit hadden en er de directe oorzaak van dat we drie jaar niet met elkaar spraken. 
Nadat Moira vermoord was, kwam de politie snuivend van achterdocht bij me langs en het was louter geluk dat ik kon bewijzen dat ik mij ergens anders bevond toen haar hebzuchtige zieltje haar angstvallig verzorgde lichaam verliet. Ik ging niet naar haar begrafenis, maar daarin was ik niet de enige. Mijn vader ging ook niet. Een maand na haar dood belde hij me op en ik had zijn

stem zo lang niet gehoord, dat hij als een vreemde klonk.

'Ian?'

'Ja,' zei ik.

'Malcolm.'

'Hallo,' zei ik.

'Ben je ergens mee bezig?'

'De goudprijs bekijken.'

'Nee, verdomme,' zei hij korzelig... 'Heb je het algemeen gesproken druk?'

'Algemeen gesproken nogal,' zei ik.

De krant lag op mijn knie en binnen handbereik stond een leeg wijnglas. Het was laat op de avond, na elven, en het begon koud te worden. Ik had die dag juist mijn baan vaarwel gezegd en mij als in een comfortabele jas in het nietsdoen gehuld.

Hij zuchtte door de telefoon. 'Ik neem aan dat je dat van Moira gehoord hebt?'

'Voorpaginanieuws,' beaamde ik. 'De goudprijs staat op... eh... pagina tweeëndertig.'

'Als je op mijn excuses wacht,' zei hij, 'dan kun je lang wachten.'

Zijn beeld stond mij scherp en helder voor de geest: een stevig gebouwde man met grijs haar, lichtblauwe ogen en een
bruisende vitaliteit, die bij koud weer als vonken statische elektriciteit van hem af spatte. In mijn herinnering was hij koppig, vooringenomen, onbesuisd en vaak dom, In geldzaken was hij tevens gewiekst, intuïtief, snel van begrip en koelbloedig en hij had niet voor niets de bijnaam Midas gekregen.

'Ben je daar nog?' vroeg hij bars.

'Nu dan... ik heb je hulp nodig.'

Hij zei het alsof het iets doodgewoons was, maar ik kon mij niet herinneren dat ik hem ooit eerder iemand om hulp had horen vragen, mij in elk geval niet.

'Eh...' zei ik onzeker. 'Wat voor hulp?'

'Dat vertel ik je wel wanneer je hier bent.'

'Waar is "hier"?'

'Newmarket,' zei hij. 'Kom morgenmiddag naar de weegkamer.'

Er klonk iets in zijn stem dat wel niet direct een smeekbede was, maar toch verre van een bot bevel en ik was gewend alleen maar bevelen van hem te krijgen.

'Goed,' zei ik langzaam.

'Mooi zo.'

Hij hing meteen op, zonder dat ik verdere vragen kon stellen en ik dacht aan de laatste keer dat ik hem gesproken had, toen ik hem van een huwelijk met Moira had proberen te weerhouden door haar, aangezien hij niet van zijn voornemen bleek af te brengen, in steeds krachtiger bewoordingen als een grote vergissing zijnerzijds en als een gewiekste, huichelachtige bedriegster af te schilderen, en ten slotte als een  roofzuchtige, bloedzuigende avonturierster. Met één snelle, enorme vuistslag had hij me tegen de grond geslagen, iets waartoe hij drie jaar geleden met zijn vijfenzestig jaar nog heel goed in staat was. Hij was woedend weggebeend, terwijl ik duizelend op het vloerkleed lag, en nadien had hij gedaan of ik niet meer bestond en alles wat zich nog in mijn oude kamer bij hem thuis bevond in dozen gepakt en die met een bode naar mijn flat gestuurd.

De tijd had mij gelijk gegeven waar het Moira betrof, maar de onvergeeflijke woorden waren mij tot aan haar dood en
blijkbaar ook daarna nooit vergeven. Deze oktoberavond echter waren ze mogelijk tijdelijk in de ijskast gezet.

Ik, Ian Pembroke, het vijfde van mijn vaders negen kinderen, had hem vanaf mijn wazige kindertijd blindelings liefgehad gedurende tumultueuze jaren vol huiselijke ruzies, die mij voorgoed immuun hadden gemaakt voor schreeuwende stemmen en slaande deuren. Tijdens mijn volmaakt verwarde, chaotische opvoeding had ik zo nu en dan enige tijd diep ongelukkig bij mijn verbitterde moeder gewoond, maar meestentijds was ik in mijn vaders huis als deel van de huisraad van echtgenote naar echtgenote doorgeschoven, waarbij hij mij immer met dezelfde willekeurige maar ongeveinsde liefde bejegend had die hij zijn honden gaf.

Alleen met de komst van Coochie, zijn vierde vrouw, was er rust ingetreden, maar tegen de tijd dat zij het huishouden
overnam was ik veertien en de wereld beu en verwachtte ik cynisch dat de vijandigheden binnen een jaar na de wittebroodsweken wel weer opnieuw zouden uitbreken.

Coochie was echter anders geweest. Coochie was van hen allen mijn enige echte moeder geweest, de enige die me een
gevoel van eigenwaarde en identiteit had gegeven, die naar me had geluisterd en mij aangemoedigd en goede raad gegeven had, Coochie beviel van een tweeling, mijn halfbroers Robin en Peter, en even had het geleken of Malcolm Pembroke eindelijk een knus, eendrachtig gezin had gesticht, 
ook al was het niet meer dan een zonnige enclave, omringd door een doornig oerwoud van ex-vrouwen en van elkaar vervreemde broers en zusters.

Ik groeide op en ging het huis uit, maar ik kwam er nog vaak terug, zonder dat ik mij ooit buitengesloten voelde.
Coochie zou Malcolm een gelukkige oudedag hebben kunnen bezorgen, maar toen ze veertig was en de tweeling elf
veegde een wegpiraat haar auto van de weg omlaag tegen de rotsen. Coochie en Peter waren op slag dood. Robin, de oudste van de tweeling, liep hersenletsel op. Ik was er op dat moment niet. Malcolm zat in zijn kantoor — een politieagent
kwam het hem vertellen en kort daarop waarschuwde hij mij. Die druilerige middag leerde ik wat verdriet betekende en ik rouwde nog steeds om hen, een verlies dat onherstelbaar was.

Op de oktoberavond van Malcolms telefoontje keek ik als altijd even naar ze voor ik in bed stapte, de drie vrolijke gezichten die mij vanuit hun zilveren lijst op mijn ladenkast toelachten. Robin leefde — nog maar net - in serene schemering in een verzorgingstehuis. Zo nu en dan ging ik hem opzoeken, Hij leek niet meer op de jongen op de foto, maar was nu vijf jaar ouder en lang aan het worden, met lege ogen.

Ik vroeg mij af wat Malcolm in godsnaam nodig kon hebben. Hij was rijk genoeg om alles te kopen wat hem beliefde,
uitgezonderd misschien — hooguit misschien — heel Fort Knox. Ik zou niet weten wat ik voor hem zou kunnen doen dat hij niet van ieder ander gedaan kon krijgen.

Newmarket, dacht ik. De veiling.

Newmarket lag in mijn lijn, omdat ik er als assistent van een trainer van renpaarden gewerkt had. Maar Malcolm en
Newmarket? Malcolm gokte nooit op paarden, alleen maar op goud. Hij had verscheidene keren achtereen een immens
fortuin vergaard door dat harde, gele spul te kopen en te verkopen en had jaren geleden toen ik bekendmaakte wat ik wilde worden slechts gereageerd met: 'Paarden? Racen? Goeie god! Nu ja, als je daar je zinnen op hebt gezet, beste jongen, vooruit dan maar. Maar verwacht niet dat ik er ook maar iets van afweet.' En voor zover ik wist was hij op het 
punt van paarden nog altijd even onwetend als hij altijd geweest was. Malcolm en de volbloedveiling van Newmarket pasten eenvoudig niet bij elkaar. In elk geval niet de Malcolm die ik kende. De volgende dag reed ik naar het afgelegen plaatsje in Suffolk waar de 'sport van koningen' de voornaamste bedrijvigheid vormde, en tussen het verspreide publiek dat voor de paarden gekomen was trof ik mijn vader blootshoofds en met zijn neus in de catalogus gedoken aan op het terrein voor het veilinggebouw. Hij zag er nog precies hetzelfde uit. Geborsteld grijs haar, gladde driekwartjas van lama, antracietkleurig kostuum, zijden stropdas, glimmend zwarte schoenen; zich met zijn City-persoonlijkheid vol zelfvertrouwen bewegend te midden van de ongedwongen plattelandschic. Het was een prachtige dag, fris maar helder, met een strakkoude, onbewolkte lucht Ik liep op hem toe in mijn eigenmodische werkkleding: rijbroek van keperstof, geruit wollen overhemd, gewatteerd olijfgroen jack, tweed pet Een uiterlijk contrast dat het verschil in persoonlijkheid accentueerde.

'Goeiemiddag,' zei ik langs mijn neus weg.

Hij hief zijn ogen op en wierp me een blik toe die even blauw was als de lucht.

'Je bent dus gekomen.'

'Och... ja.'

Hij knikte vaag en bekeek me van top tot teen. 'Je bent ouder geworden,' zei hij.

'Drie jaar.'

'Drie jaar en een verfomfaaide neus.' Hij merkte het zonder emotie op. 'Die heb je zeker bij een val van een paard gebroken?'

'Nee... Dat is jouw werk.'

'Is het heus?' Hij leek nauwelijks verbaasd, 'Je verdiende het.'

Ik gaf geen antwoord. Hij haalde zijn schouders op. 'Wil je koffie?'

'Oké.'

We hadden elkaar niet aangeraakt, dacht ik. Geen omhelzing, geen handdruk, geen achteloos klopje op de arm. Drie jaar stilte lieten zich niet zo makkelijk overbruggen.

Hij sloeg niet de richting in van de restauratie, maar liep naar een van de voor bevoorrechten gereserveerde privé-ruimten. Ik volgde hem op de voet, mij wrang herinnerend dat het hem nooit meer dan twee minuten praten kostte om de meest chique gelegenheden binnen te komen.

Het veilinggebouw van Newmarket was gebouwd in de vorm van een amfitheater, met omhooglopende rijen stoelen vanaf de ring op de begane grond waar elk paard tijdens het veilen werd rondgeleid. Onder de tribunes en in een uitgestrekt aangrenzend gebouw lagen ruimten die door veilingmeesters en makelaars in renpaarden als kantoor gebruikt werden, en ook als ontvangstruimte voor commercie ie firma's zoals Ebury Juweliers, Malcolms welwillende gastheren van dit moment.

Ik kende alleen maar de kale betonnen dozen van de makelaarskantoren van binnen. De ruimte van Ebury was in contrast daarmee als een dure showroom ingericht, met langs drie wanden felverlichte glazen vitrines die glinsterden van het zilver en fonkelden van de bijouterieën, alles veilig achter slot maar verleidelijk zichtbaar uitgestald. Op het bruine kamerbrede tapijt stond in het midden van het vertrek een lange, glimmende tafel met eromheen leren eetkamerstoelen met armleuningen. Voor iedere stoel lag een keurig vloeiblad met leren rand, met ernaast een met goud bewerkte pennenstandaard, waardoor de indruk gewekt werd dat het enige waar een klant hier zelf voor diende te zorgen zijn chequeboekje was.

Een minzame jongeman verwelkomde Malcolm met tactvolle geestdrift en bood drankjes en zoetigheid aan van de
welvoorziene buffettafel die het grootste deel van de vierde wand in beslag nam. De lunch scheen hier de hele dag door te
gaan. Malcolm en ik namen elk een kopje koffie en gingen aan tafel zitten, ik in elk geval met een onwennig gevoel, Malcolm zat met zijn lepeltje te spelen. Een omvangrijke, luid
ruchtige dame kwam binnen en begon met de minzame jongeman te praten over het in zilver modelleren van een van haar honden. Malcolm sloeg zijn ogen heel even naar hen op en keek toen weer naar zijn kopje.

'Wat voor hulp?' vroeg ik.

Ik verwachtte waarschijnlijk dat hij zou zeggen dat hij enigerlei hulp betreffende paarden nodig had, gezien de door hem gekozen plaats van samenkomst, maar zo eenvoudig bleek het niet te liggen.

'Ik wil je bij me hebben,' zei hij.

Ik fronste verbaasd mijn voorhoofd. 'Hoe bedoel je?'

'Bij me,' zei hij. 'Voortdurend.'

'Ik begrijp je niet.'

'Daar was ik al bang voor.' Hij keek mij aan, 'Ik ga een poosje op reis. Ik wil dat je meegaat.'

Ik gaf niet meteen antwoord en opeens barstte hij los: 'Verdomme, Ian, zo veel vraag ik toch niet? Een stukje van je tijd, een beetje aandacht, meer niet.'

'Waarom juist nu en waarom ik?'

'Jij bent mijn zoon.' Hij beëindigde het gefriemel met zijn lepeltje en liet het op het vloeiblad vallen, waar het een ronde vlek achterliet. Toen leunde hij achterover in zijn stoel. 'Jou vertrouw ik.' Hij zweeg even. 'Ik heb iemand nodig die ik kan vertrouwen.'

'Waarom?'

Dat vertelde hij me niet. Hij zei: 'Kun je niet een poosje vrij krijgen van je werk? Vakantie nemen?'

Ik dacht aan de trainer die ik juist verlaten had, wiens dochter mijn baan onhoudbaar had gemaakt aangezien ze die voor haar verloofde wilde hebben. Ik hoefde niet op stel en sprong een andere betrekking te zoeken, ware het niet dat de huur nu eenmaal betaald moest worden. Ik was nu drieëndertig en had voor drie verschillende trainers gewerkt, en ik was onlangs tot de conclusie gekomen dat ik te oud werd om door te blijven gaan als de assistent van wie dan ook. De logische volgende stap was zelf trainer worden, maar dat was een riskante onderneming als je geen geld had.

'Waar zit je aan te denken?' vroeg Malcolm.

'Ik vroeg mij af of je me een half miljoen zou lenen.'

'Nee,' zei hij.

Ik glimlachte. 'Dat dacht ik al.'

'Ik betaal je reiskosten en de hotelrekeningen.'

Aan de andere kant van het vertrek gaf de luidruchtige dame de minzame jongeman haar adres. Een serveerster was
binnengekomen en bezig verse sandwiches en nog meer drank op de tafel met het witte tafellaken uit te stallen. Ik zat haar een paar seconden achteloos te bekijken en keek toen weer naar Malcolms gezicht, waarbij ik hem betrapte op een
uitdrukking die alleen maar als bezorgdheid uitgelegd kon worden.

Ik was onverwacht geroerd. Ik had nooit op ruzie met hem aangestuurd - ik had gewild dat hij Moira zag zoals ik het deed, als een berekenende, vleierige honingpot die achter zijn geld aan zat en die Coochie's rampzalige dood gebruikt had om zich aan hem op te dringen door voortdurend bij hem aan te komen met medeleven en het aanbod om voor hem te koken. De door verdriet overstelpte Malcolm was hulpeloos en dankbaar geweest en scheen het nauwelijks te merken toen ze haar arm in gezelschap in de zijne begon te steken en van 'we' sprak. Al die drie jaren van stommetje spelen had ik vrede met mijn vader willen sluiten, maar ik kon het niet opbrengen naar zijn huis te gaan en Moira daar meesmuilend op Coochie's plaats aan te treffen, aangenomen dat hij me binnen had gelaten.

Nu Moira dood was, was vrede misschien mogelijk en het leek er thans op dat dat ook zijn wens was. Even ging het nog
door mij heen dat vrede sluiten niet zijn voornaamste doel was, dat vrede alleen een voorwaarde was voor een ander doel, maar dat was mij eigenlijk om het even.

'Ja, oké,' zei ik. 'Ik kan vrij nemen.'

Hij was zichtbaar opgelucht 'Mooi! Mooi! Kom mee, nu ik hier toch ben kan ik net zo goed een paard kopen.' Hij stond op, opeens vol energie, met zijn catalogus zwaaiend. 'Welke raad jij me aan?'

'Wat moet je in 's hemelsnaam met een paard doen?'

'In races mee laten lopen natuurlijk.'

'Maar je hebt je er nooit voor geïnteresseerd...' 'Ieder mens moet een hobby hebben,' zei hij kortaf, hoewel hij er zijn leven lang nog nooit een gehad had. 'De mijne is paardenraces.' En hij voegde er, als bij nadere overweging, aan toe: 'Van nu af aan,' en maakte aanstalten te vertrekken. De minzame jongeman maakte zich los van de hondendame en smeekte Malcolm om terug te komen wanneer hij maar wilde. Malcolm beloofde dat en draaide zich toen op zijn hielen om en stevende op een van de vitrines af 'Terwijl ik op je wachtte heb ik een beker gekocht,' vertelde hij me over zijn schouder. 'Wil je hem zien? Vrijwel gelijk

aan die daar.' Hij wees. 'Hij wordt momenteel gegraveerd.' De beker in kwestie was een fraai bewerkte en sierlijk gevormde langwerpige kan, vijfenveertig centimeter hoog en onmiskenbaar van puur zilver.

'Waar moet hij voor dienen?' vroeg ik.

'Dat weet ik nog niet. Ik heb nog niet besloten.'

'Maar... de inscriptie dan?'

'Mmm. De Coochie Pembroke Herinneringstrofee. Klinkt goed, vind je niet?'

'Ja,' zei ik.

Hij wierp me een zijdelingse blik toe, 'Dat dacht ik al.' Hij liep opnieuw naar de deur. 'Goed dan, en nu een paard.' Net als vroeger, dacht ik met halfvergeten plezier. Die plotselinge invallen, die even vaak niet als wel volmaakt verstandig bleken, de ongetemperde geestdrift die onmiddellijk bevrediging behoefde.., en soms, naderhand, het afdoen van een debacle alsof het niet bestond. Het was mogelijk dat de Coochie Pembroke Herinneringstrofee wereldfaam bij wedstrijden verwierf, maar hij kon ook zonder ooit overhandigd te zijn op een zolder liggen zwart te worden - bij Malcolm was het altijd een gok.

Ik noemde hem op zijn eigen verzoek Malcolm, zoals al zijn kinderen, en vond dat van jongsaf heel normaal. Andere jongens hadden een papa - ik had mijn vader, Malcolm. Voor de deur van Ebury's showroom zei hij: 'Hoe gaat het hier toe? Hoe pakken we zo iets aan?' 'Eh...' zei ik. 'Dit is de eerste dag van de Highflyer-verkoping.'

'Nou en?' drong hij aan toen ik zweeg. 'Ga door.'

'Ik dacht er alleen aan dat je dient te weten... dat het laagste openingsbod vandaag twintigduizend guinea's is.'

Hij was slechts heel even van zijn stuk gebracht. 'Openingsbod? Voor hoeveel gaan ze dan weg?'

'Elk bedrag boven de honderdduizend. Je mag vandaag van geluk spreken als je een eersteklas jaarling voor minder dan een kwart miljoen krijgt. Dit is meestal de duurste dag van het jaar.'

Hij was niet merkbaar afgeschrikt. Hij glimlachte. 'Kom mee dan,' zei hij. 'Laten we naar binnen gaan en meebieden.'

'Je dient eerst de afstamming te bestuderen,' zei ik. 'En dan de dieren te bekijken om te zien of ze je bevallen, en dan de hulp en goede raad van een makelaar in te roepen...'

'Ian,' zei hij met gespeelde spijt, 'ik weet niets van afstamming, ik kan maar net vertellen of het beest vier poten heeft en makelaars vertrouw ik zo al niet. Laten we dus naar binnen gaan en meebieden.'

Het leek mij waanzin, maar het was zijn eigen geld. We liepen de verkoopring binnen, waar de veiling al in volle gang was, en Malcolm vroeg me waar de rijkste bieders zich ophielden, degenen wie het echt ernst was.

'Op die rijen plaatsen links van de veilingmeesters, of hier bij de ingang, of daarginds, aan de linkerkant...'

Hij keek en luisterde en ging toen voor naar een tribunevak vanwaar we de plaatsen konden zien die ik had aangeduid. Het amfitheater was al voor meer dan driekwart vol en zou later bij tijden afgestampt zijn, vooral wanneer er een topnummer onder de hamer kwam.

'De hoogste bedragen zullen waarschijnlijk vanavond geboden worden,' zei ik, half om hem te plagen, maar het enige dat hij zei was: 'Misschien kunnen we dan beter wachten.'

'Als je tien jaarlingen koopt,' zei ik, 'heb je kans dat zes ervan de renbaan halen, drie misschien een race winnen en één
misschien heel goed zal zijn. Als je geluk hebt.'

'Voorzichtige Ian.'

'Jij bent voorzichtig met goud,' zei ik.

Hij keek mij met half toegeknepen ogen aan. 'Er zijn er niet veel die dat zeggen.'

'Je bent snel en flamboyant,' zei ik, 'maar je wacht je tijd af tot het goede moment komt.'

Hij gromde alleen maar en begon aandachtig de gang van zaken te volgen, waarbij hij geen oog had voor de koopwaar,
maar wel de bieders aan de overkant van de ring scherp in de gaten hield. De veilingmeesters in de loge links van ons waren geroutineerd en ontspannen en degene die op dat moment achter de microfoon zat leek nadrukkelijk niet onder de indruk van de fortuinen die langs hem heen gingen. 'Vijftigduizend, dank u, mijnheer... zestigduizend, zeventig... tachtig? Mag ik tachtig horen? Tachtig, dank u, mijnheer. Uw beurt, mijnheer. Negentig? Negentig. Honderdduizend. Nu wordt er verkocht. Ik ga nu verkopen. Uw beurt, mijnheer? Nee? Iedereen geboden? Iedereen geboden?' Hij pauzeerde even om zich met een snelle blik in het rond ervan te vergewissen dat geen nieuwe bieder heftig zat te wuiven. 'Verkocht dan, aan mijnheer Siddons, voor honderdduizend guinea's, Volgende nummer...'

'Ik ga nu verkopen,' zei Malcolm. 'Dat betekent zeker dat er een minimumbedrag was opgegeven?'

Ik knikte.

'Dus tot die vent zegt: "Ik ga nu verkopen," kun je veilig bieden, omdat je weet dat je niet zult hoeven kopen?'

'Misschien dat jouw bod net over het minimumbedrag heen gaat.'

Hij knikte. 'Russisch roulette.'

We bleven de hele verdere middag naar de veiling zitten kijken, maar hij richtte geen kogels op zijn eigen hoofd. Hij vroeg wie de mensen waren. 'Wie is die mijnheer Siddons? Dat is al het vierde paard dat hij koopt.'

'Hij werkt voor een volbloedmakelaardij. Hij koopt voor anderen.'

'En die kwaad kijkende man in het donkerblauw, wie is dat?

'Max Jones. Hij bezit een heleboel paarden.'

'Telkens wanneer die oude dame biedt, biedt hij tegen haar op.'

'Het is algemeen bekend dat ze met elkaar overhoop liggen.'

Hij snoof. 'Dat moet hem dan kapitalen kosten.' Hij keek het amfitheater rond naar het voortdurend wisselende publiek van fokkers, trainers, eigenaren en gewoon maar geïnteresseerden. 'Aan wiens oordeel zou jij de meeste waarde hechten?'

Ik noemde diverse trainers en de makelaars die mogelijk in hun opdracht kochten en hij vroeg me hem te waarschuwen
wanneer iemand die er verstand van had bood, en ze hem aan te wijzen. Dat deed ik vele malen en hij luisterde maar gaf geen commentaar.

Na een poosje liepen we naar buiten om even de benen te strekken, een scotch bij Ebury te drinken, een sandwich te eten en een luchtje te scheppen.

'Je weet waarschijnlijk dat Moira en ik in scheiding lagen?' zei Malcolm terloops, terwijl hij naar de jaarlingen keek die aan de hand van hun begeleiders schichtig langskwamen.

'Ja, dat heb ik gehoord.'

'En dat ze het huis en de helft van mijn bezittingen opeiste?' 'Mmm.'

'Plus de helft van mijn toekomstige inkomsten?'

'Zou haar dat gelukt zijn?'

'Ze was van plan ervoor te vechten.'

Ik zei maar niet dat degene die Moira vermoord had, Malcolm daarmee een grote dienst had bewezen, maar ik had het
diverse malen gedacht.

In plaats daarvan vroeg ik: 'Nog steeds geen aanwijzingen?'

'Nee, niets nieuws.'

Hij zei het zonder spijt. Zijn ontnuchtering waar het Moira betrof was volgens zijn vinnige tweede vrouw, mijn eigen moeder Joyce, begonnen op het moment dat hij Coochie niet meer miste; en aangezien Joyce een even goed opmerkster als
kwaadspreekster was, geloofde ik haar graag.

'De politie probeerde uit alle macht te bewijzen dat ik het gedaan had,' zei Malcolm.

'Ja, dat heb ik gehoord.'

'Van wie? Wie heeft er gekletst?'

'Allemaal,' zei ik.

'De drie heksen?'

Ik moest ondanks alles lachen. Hij bedoelde zijn drie nog in leven zijnde ex-vrouwen — Vivien, Joyce en Alicia.

'Jawel. En de rest van de familie.'

Hij haalde zijn schouders op.

'Ze waren allemaal bang dat je het weieens gedaan kon hebben,' zei ik.

'Jij ook?' vroeg hij.

'Ik was blij dat je niet gearresteerd werd.'

Zijn enige commentaar was een gegrom, 'Je weet waarschijnlijk dat vrijwel al je broers en zusters, om van de heksen nog maar te zwijgen, aan de politie verteld hebben dat je een gruwelijke hekel aan Moira had?'

'Dat zeiden ze me,' gaf ik toe. 'Maar dat klopt ook wel.'

'Een hoop rotzakken heb ik voortgebracht,' zei hij somber.

Malcolms eigen alibi voor de dood van Moira was even waterdicht geweest als het mijne, aangezien hij de hele dag in Parijs was geweest toen iemand Moira's wipneusje in een zak potgrond had geduwd en daar gehouden had tot het zeker was dat ze nooit meer geraniumstekken zou afsnijden. Ik had haar een betere dood kunnen toewensen, maar het was snel geweest, zei iedereen. De politie hield nog steeds vast aan haar geloof dat Malcolm een huurmoordenaar in de arm had genomen, maar zelfs Joyce wist dat dat onzin was. Malcolm was opvliegend en onberekenbaar, maar doelbewust wreed was hij nooit.

Hij mocht dan weinig belangstelling voor de paarden zelf tonen, maar verder ontsnapte er vrijwel niets aan zijn aandacht - tijdens de Veiling was hij bijzonder attent geweest op het flikkerende elektronische bord waarop het bedrag van elk bod oplichtte en dat niet slechts in Engelse valuta, maar ook in dollars, yens, lires en Ierse punten tegen de dagkoersen. Hij was altijd al gefascineerd geweest door de werking van geld en had een keer een miljoen pond meer dan verdubbeld door het eenvoudig in de Verenigde Staten op een bank te zetten tegen twee dollar veertig per pond, vijf jaar te wachten en het terug te halen toen de koers op één dollar twintig stond, wat hem twee keer het kapitaal opleverde waarmee hij begonnen was en bovendien nog de rente. Hij beschouwde de geldmarkt, na goud, als een soort hoorn des overvloeds waar je vrijelijk kon toetasten.

Geen van zijn kinderen had zijn feilloze neus voor tendenzen en het juiste moment geërfd, een gebrek dat hij maar niet
kon begrijpen. Hij had mij een paar keer getipt dat ik dit of dat moest kopen of verkopen en hij had gelijk gehad, maar zonder zijn raadgevingen was ik niet in staat geld te verdienen zoals hij het deed.

Hij meende dat hij de beste jaren van zijn leven verprutst had — al die jaren toen het vrije geldverkeer om politieke redenen aan banden was gelegd en privé-personen in Engeland geen onbewerkt goud konden kopen. Toen de beperkingen eenmaal waren opgeheven was het toch al niet geringe inkomen van Malcolm als een heteluchtballon omhooggeschoten en het was in het begin van die periode, toen hij de mogelijkheden geroken had en zijn eerste broodje goud voor zestig pond per ounce kocht om het vervolgens voor meer dan honderd pond te verkopen, dat men hem voor het eerst Midas genoemd had.

Sindsdien had hij de gele roetsjbaan verscheidene malen bereden, feilloos kopend wanneer de prijs steeds lager zakte
en verkopend als hij weer steeg, maar voor de zeepbel barstte, waarbij hij altijd het precaire moment leek te herkennen
wanneer de markt een dal of piek naderde.

Coochie had zich met steeds grotere diamanten getooid.
De drie heksen, Vivien, Joyce en Alicia, die elk een aantrekkelijke, in minder sprankelende tijden overeengekomen
echtscheidingsregeling hadden, raadpleegden tevergeefs hun advocaten.

Buiten de verkoopring stond een tweede elektronisch bord opgesteld dat de stand van de veiling binnen liet zien. Malcolm hield de flikkerende cijfers in de gaten tot ze in het verblekende daglicht feller begonnen op te lichten, maar nog steeds toonde hij geen bijzondere belangstelling voor de koopwaar zelf.

'Ze komen me allemaal nogal klein voor,' zei hij misprijzend, toen hij een smal hengstveulen op weg van de stal naar de verkoopring zag langskomen.

'Nu ja, het zijn ook jaarlingen.'

'Letterlijk één jaar oud?'

'Achttien maanden, twintig — zo iets. Ze komen volgend jaar voor het eerst in een race uit, wanneer ze twee jaar zijn.'

Hij knikte en besloot terug te keren naar de plaats van actie, waar hij wederom een plaatsje recht tegenover het publiek met het grote geld uitzocht. Het amfitheater was terwijl wij buiten waren vrijwel geheel volgestroomd en weldra verdrongen de mensen zich, toen alle zitplaatsen bezet waren, dicht opeen bij de ingang en in de vakken met staanplaatsen — het koninklijke bloed van Northern Dancer en Nijinsky en van Secretariat en Lyphard was op weg naar de ring.

Het geroezemoes verstomde bij de binnenkomst van de eerste der jongelingen van legendarische afstamming - er viel een afwachtende stilte en de kenners, die zich voorbereidden op een gevecht tussen de financiële reuzen, hielden de adem in. Een vette cheque kon op deze veilingavond een Derbywinnaar opleveren en een dynastie grondvesten, en zo iets gebeurde vaak genoeg om iedere keer weer geneigd zijn te geloven dat dit... dit... hem was.

De veilingmeester schraapte zijn keel en slaagde erin zonder trilling in zijn stem aan te kondigen: 'Dames en heren, we zijn gekomen aan nummer zesenzeventig, een voskleurig hengstveulen, vader Nijinski...' Hij somde haast verveeld de formidabele afstamming op en vroeg om een openingsbod.

Malcolm zat stil naar de omhoogvliegende cijfers op het scorebord te kijken die de prijs met sprongen van vijftigduizend deden rijzen. Hij keek hoe de veilingmeester de biedende gezichten afzocht naar een zakkend ooglid, een knikje met het hoofd, het geringste teken van belangstelling.

'...Uw beurt, mijnheer. Niet meer? Iedereen geboden?' De wenkbrauwen van de veilingmeester gingen gelijk met zijn

hamer omhoog, bleven in opgetrokken positie hangen en zakten kalm maar onherroepelijk omlaag. 'Verkocht voor één miljoen zevenhonderduizend guinea's aan mijnheer Siddons...' Het publiek slaakte een zucht, als één collectief organisme dat uitademde. Toen volgde er een geritsel van catalogi, beweging, gemompel en opnieuw gespannen verwachting. 

Malcolm zei: 'Het is een echte kijksport.'

'Verslavend,' beaamde ik.

Hij keek mij van terzijde aan. 'Voor één miljoen... vijf miljoen... heb je nog geen garantie dat het veulen ooit aan een race zal deelnemen, zei je dat niet? Het zou in het water gegooid geld kunnen zijn?'

'Dat klopt.'

'Het is wel een volmaakt onschuldige manier om snel van een heleboel geld af te komen, dacht je ook niet?'

'Tja...' zei ik langzaam, 'is het je daar om te doen?'

'Heb je er iets op tegen?'

'Het is jouw geld. Jij hebt het verdiend, dus je geeft het ook maar uit.'

Hij glimlachte bijna stiekem naar zijn catalogus en zei: 'Ik kan het "maar" in je stem horen.'

'Mmm. Als je jezelf wilt amuseren, koop dan tien iets mindere paarden in plaats van één superhengst en probeer erin
geïnteresseerd te raken.'

'En tien trainershonoraria betalen in plaats van één?'

Ik knikte. 'Tien zouden de geldkist aardig ledigen.'

Hij grinnikte in zijn baard en keek toe hoe de volgende half volgroeide blauwbloed drie miljoen guinea's haalde voor mijnheer Siddons zijn hoofd schudde, '...Verkocht voor driemiljoen vijftigduizend guinea's aan mevrouw Terazzini.'

'Wie is dat?' vroeg Malcolm.

'Ze is eigenares van een wereldwijd volbloedimperium.'

Hij dacht na, 'Zo iets als Robert Sangster?'
'Ja. Zo iets.'

Hij maakte een begrijpend geluid. 'Een hele bedrijfstak.'

'Ja.'

Het volgende nummer, een merrieveulen, haalde een wat bescheidener bedrag, maar voor het volgende kavel viel er wederom een verwachtingsvolle stilte. Malcolm, die de sfeer nu scherp aanvoelde, volgde als aldoor de bieders en niet het nerveuze roodbruine hengstveulen.

De prijs werd tot een fractie over de twee miljoen opgestuwd en bleef toen staan, en de wenkbrauwen en hamer van de veilingmeester gingen omhoog. 'Iedereen geboden?'

Malcolm tilde zijn catalogus op.

De beweging werd opgemerkt door de veilingmeester, die met geheven hamer en tot vraagtekens opgetrokken wenkbrauwen bleef wachten, Malcolm verbaasd aankijkend, Malcolm zat tussen wat men het publiek kon noemen, niet bij de
gewone acteurs.

'Wilt u bieden, mijnheer?' vroeg de veilingmeester.

'Plus vijftig,' knikte Malcolm goed verstaanbaar.

Er ontstond een lichte opschudding in het vak van de veilingmeester terwijl hij en zijn collega's ter overleg de hoofden bij elkaar staken. Rond de hele ring rekte men de hals om te zien wie er gesproken had en beneden bij de ingang haalde de man die het voorlaatste bod had gedaan de schouders op, schudde zijn hoofd en keerde de veilingmeester de rug toe.
Hij had het bod met slechts twintigduizend verhoogd — een laatste kleine verhoging boven de tweemiljoen, wat zijn
voorgenomen limiet scheen te zijn.

De veilingmeester zelf leek niet zeer in zijn schik, 'Iedereen geboden nu?' vroeg hij opnieuw, en toen er geen antwoord meer kwam: 'Verkocht dan. Voor tweemiljoen zeventigduizend guinea's aan... eh... die mijnheer aan de overkant.'

De veilingmeester raadpleegde wederom zijn collega's en een van hen verliet met een klembord in de hand de loge. Hij
kwam snel omlaaggelopen om zich bij een personeelslid aan onze kant te voegen, en beiden lieten hun ogen niet van Malcolm af.

'Die twee veilingmensen verliezen je niet meer uit het oog,' merkte ik op. 'Niet zo lang geleden hadden ze een geduchte strop toen een bieder opeens verdwenen bleek.'

'Ze zien eruit alsof ze me komen arresteren,' zei Malcolm opgewekt, en beide veilingmensen posteerden zich inderdaad aan weerskanten van hem, overhandigden hem het klembord en verzochten hem beleefd hun verkoopnota te ondertekenen, in drievoud en zonder dralen. Ze trokken zich terug op de begane grond, maar stonden ons met heimelijke bezorgdheid op te wachten toen we ons, nadat er nog drie kavels naar verwachting waren geveild, omlaag begaven.

Ze verzochten Malcolm beleefd even mee te gaan naar een rustig hoekje van hun grote kantoor en we volgden hen. Ze
rekenden uit wat hij hun schuldig was en overhandigden hem respectvol het totaal. Malcolm schreef een cheque voor hen uit.

Ze vroegen beleefd om een identiteitsbewijs en een referentie, Malcolm gaf hun een American Express-kaart en het
telefoonnummer van zijn bank. Ze pakten de cheque aarzelend aan en zeiden dat hoewel mijnheer... eh... Pembroke zijn nieuwe aankoop maar beter meteen kon verzekeren, de hengst niet eerder weggehaald kon worden dan... eh... de volgende dag.

Malcolm toonde zich niet beledigd. Zelf zou hij iemand die hij niet kende ook niet met een veewagen vol goud hebben laten wegrijden. Hij zei dat de volgende dag uitstekend was en vervolgde in opperbeste stemming tegen mij dat ik hem terug mocht rijden naar zijn hotel in Cambridge, vanwaar hij die ochtend per taxi gekomen was, en dat we die avond samen zouden dineren.

Nadat we een bezoekje hadden gebracht aan het kantoor van een verzekeringsagent en hij nogmaals enige papieren en
een cheque had getekend, liepen we getweeën naar het parkeerterrein vanwaar de mensen naar huis begonnen terug te
keren. De avond was gevallen, maar er brandden genoeg lampen om de auto's van elkaar te onderscheiden en onder het
lopen wees ik naar de rij wagens voor ons, waar de mijne tussen stond.

'Waar stuur je je paard heen?' vroeg ik.

'Wie zou jij voorstellen?'

'Ik zou zeggen,' begon ik... maar ik maakte het antwoord niet af, althans niet op dat moment.

Een auto die tussen twee rijen geparkeerde wagens op ons toe kwam gereden knipte opeens zijn beide koplampen aan,
waardoor we totaal verblind werden. Op hetzelfde moment leek hij met een vaart vooruit te schieten en recht op Malcolm af te zwenken.

Ik deed een sprong... ik wierp mijzelf... op mijn vader, die door mijn gewicht zijn evenwicht verloor, omvergegooid werd en tegen de grond sloeg. Ik viel boven op hem en voelde dat ik door de langsstuivende lichtkleurige autoromp geraakt was, maar hoe erg precies wist ik niet. Alleen maar een klap en een heleboel lichten die een boogvormige baan beschreven, een rondtollend beeld van glimlichtjes op metaal en een zich snel in het duister verwijderend geknerp.

We lagen op de grond tussen twee roerloos geparkeerd staande auto's, onze lichamen zwaar en log van de schok en
van verbijstering, min of meer verlamd.

Na korte tijd begon Malcolm zich vanonder mijn gewicht te bevrijden en ik rolde onbeholpen op mijn knieën en merkte dankbaar dat ik alleen maar wat pijnlijke plekken had. Malcolm werkte zich overeind tot hij met zijn rug tegen het wiel van een auto zat en begon weer op verhaal te komen, maar zo te zien was hij even erg geschrokken als ik.

'Die auto,' zei hij ten slotte zwaar hijgend, 'probeerde me... te vermoorden.'

Ik knikte sprakeloos. Mijn broek was gescheurd en ik had een schaafwond aan mijn dijbeen die bloedde.

'Je was altijd al... vlug van reactie,' zei hij, 'Dus nu weet je waarom... waarom ik je voortdurend... bij me in de buurt wil
hebben.